Johannes Brahms mag dan een genie zijn geweest, tegelijkertijd was hij ook een gewoon mens. Hij moest, net als de rest van ons, ontbijten, in zijn eigen levensonderhoud voorzien en omgaan met tegenslagen.
Zijn goede vriend George Henschel, de Engelse bariton, beschreef de 41-jarige Brahms als “breedgebouwd, enigszins klein van gestalte, met een neiging tot overgewicht, gladgeschoren; zijn dikke, bruinachtige steile haar kwam bijna tot aan zijn schouders. Wat mij echter het meest trof … was de vriendelijkheid van zijn ogen.”
Brahms was gesteld op het gezelschap van intieme vrienden, hij had een goedmoedig sarcasme, hij was bescheiden ten opzichte van zijn kunst, en hij was vrijgevig voor zijn vrienden.
Brahms de componist
Brahms het genie is een groter mysterie. In tegenstelling tot gewone mensen vond er in zijn geest vaak een wonderbaarlijke synthese plaats: Vanuit het alledaagse leven, dat wij allemaal kennen, ontvouwde zich soms een visioen. Gedachten en gevoelens wortelden diep in zijn geest, werden fragmenten van een melodische lijn en na veel inspanning werd een muziekstuk geboren. Dit geesteskind van de componist ging een eigen leven leiden, drong door tot in de harten van anderen en bleef voortbestaan en betoveren, tot lang na zijn dood.
Brahms sprak spaarzaam maar openhartig met vrienden over zijn creatieve genie. Hij zei eens tegen Henschel dat; “een gedachte of een idee, is een ingeving van hogerhand waar ik niet verantwoordelijk voor ben. Het is een geschenk, een cadeau, dat ik zelfs zou moeten verachten totdat ik het, door hard werk, met recht en rede het mijne mag noemen”.
Door de Amerikaanse journalist Arthur M. Abell te vragen de beginregels van de “Odyssee” van Homerus te citeren (“Zing voor mij O Muze”), heeft Brahms later, nadat deze dichtregels waren uitgesproken, ook gezegd dat: “Homerus zocht inspiratie van hogerhand, net zoals ik dat doe wanneer ik componeer en zoals Beethoven dat deed. … Ik wil geïnspireerd worden, zodat ik iets kan componeren dat de mensheid verheft en ten goede komt – iets van blijvende waarde.” Je zou kunnen denken dat zulke ideeën enigszins esoterisch zijn en weinig te maken hebben met gewone mensen zoals wij. Toch heeft het alles met ons te maken en ieders persoonlijke lotsbestemming. Vooral de liederen en koorwerken van Johannes Brahms geven stem aan onze behoefte aan liefde in al haar vormen; ze geven ook een stem aan ons lijden, ons geluk en onze hulpeloosheid tegenover het levenslot. Zijn muziek geeft geruststelling, troost, hoop en waardigheid aan zelfs het moeilijkste bestaan.
Brahms zette de teksten van de belangrijkste dichters op muziek. Hij behandelde daarmee de grote mijlpalen op de reis van het leven – de reis van “Elk mens”. Een reis die langs dromen en hoop, via wanhoop, naar zijn spirituele bestemming leidt. De verbondenheid van de jeugd met de natuur, het ontwaken van de liefde in al haar vormen en de ervaring van verlies – de menselijke natuur, samengevat – leiden uiteindelijk naar de grote spirituele wereld die zich voor ons ontvouwt.
Bijvoorbeeld, “Die Mainacht”, op de tekst van de 18e eeuwse Duitse dichter Ludwig Christoph Hölty, drukt ons verlangen uit naar het samenzijn met een andere ziel, onze intieme band met de natuur en haar vermogen, om door haar schoonheid, ons met verwondering te vervullen.
“Treue Liebe dauert lange,” van Ludwig Tieck, viert de verwezenlijking van zo’n samenzijn. De sublieme melodische lijnen blazen leven in de woorden van de dichter: “Ware liefde duurt lang. Mag het altijd vrij zijn van verdriet en nooit verdwijnen, deze dierbare, gezegende, hemelse vreugde!”
Hoewel de liefde blijft, zal in de loop van de tijd de dierbare van ons worden weggenomen. Toen Brahms het verlies van zijn vriend Anselm Feuerbach meemaakte, de briljante Duitse schilder, was dat een bron van intens verdriet; toch diende het als katalysator voor één van de mooiste werken van de componist, “Nänie”. Waarin op de tekst van Friedrich Schiller, de dood van de klassieke Griekse figuren Eurydice, Adonis, en Achilles worden geciteerd: “Zelfs de allermooiste moet sterven … zelfs het meest volmaakte zal vergaan … maar een klaagzang op de lippen van iemand die liefheeft is wonderbaarlijk.”
Een klaagzang mag dan wonderbaarlijk en mooi zijn, het biedt weinig troost in de tijd van rouw. “Schicksalslied” kijkt verdriet recht in de ogen. De dichter Friedrich Hölderlin schreef: “Ons is geen plaats van rust gegeven. De mensheid lijdt, hij krimpt blindelings ineen, hij valt van het ene uur in het andere, zoals de wateren die voortdurend van rots naar rots naar het onbekende worden gedreven.” Hoewel het werk relatief kort is, is het misschien wel het grootste koorwerk van de componist.
Uiteindelijk komen mensen tot het besef dat ze antwoorden nodig hebben die voorbij gaan aan dat wat schoonheid ons kan bieden. Het is vaak in een tijd van crisis dat een brede spirituele horizon verschijnt, waardoor vaste grond onder de voeten wordt gevoeld. Uit een gevoel van wanhoop zette Brahms, na het overlijden van de door hem geadoreerd Clara Schumann, de tekst uit de Evangeliën op muziek:
“En gij nu hebt verdriet;
maar ik zal u weerzien,
en uw hart zal zich verblijden,
en uw vreugde zal niemand u ontnemen.”
Hiermee openbaarde zich zowel de mens als het genie Johannes Brahms. Hij vertelde zijn naaste vrienden dat zulke werken “direct van God” komen. Ja, ze komen rechtstreeks van God. Ze raken ons in het hart en dat geeft ons een gevoel van oprechte blijdschap.
Origineel gepubliceerd door The Epoch Times (15 juni 2021): Truth Tellers: Johannes Brahms: Finding Answers Deeper Than Beauty