Beijing manipuleert de westerse filmproductie, vooral in Hollywood, om de wereld een positief beeld van zichzelf voor te spiegelen, aldus een van september daterend rapport van een Franse militaire denktank.
Het 650 bladzijden tellende rapport wil de allesomvattende wereldwijde beïnvloedingstactieken van de Chinese Communistische Partij (CCP) aan het licht brengen. Op cultureel gebied wordt er in het rapport op gewezen dat de CCP controle uitoefent over de Hollywood-studio’s door middel van het op een zwarte lijst plaatsen van films, het beperken van de toegang tot de Chinese markt en het censureren van de inhoud.
De CCP gebruikt films als propagandamiddelen sinds zij in 1949 China in haar greep kreeg, maar de Verenigde Staten voelden de invloed van de CCP pas in 1997, aldus het rapport. In dat jaar werden drie films uitgebracht die het positieve zelfbeeld van het Chinese regime doorprikten: “Kundun,” “Seven Years in Tibet,” en “Red Corner.” De eerste twee films gingen over Tibet, een zeer gevoelig onderwerp voor de CCP vanwege de voortdurende onderdrukking van de plaatselijke cultuur en religie, terwijl in de laatste film een Amerikaan werd getoond die ten onrechte werd beschuldigd van moord in China.
Naast het verbod op de films in China heeft de CCP zowel de regisseurs als de hoofdrolspelers van de drie films op de zwarte lijst gezet. Verder verbood het regime de betrokken productiemaatschappijen vijf jaar lang om in China te werken.
Ondanks het feit dat de Chinese markt een bescheiden omvang had, vergelijkbaar met die van Peru in die tijd, nam Hollywood volgens het Franse rapport de boodschap onmiddellijk ter harte.
De toenmalige CEO van Disney, Michael Eisner, had in 1998 een ontmoeting met de toenmalige Chinese premier Zhu Rongji om zich te verontschuldigen en te beloven dat Disney nooit meer iets als Kundun zou produceren, aldus het rapport.
De aantrekkingskracht van de Chinese markt
Een rapport uit 2020 van PEN America, een New Yorkse groep die opkomt voor de vrijheid van meningsuiting, illustreerde de behandeling door het regime van Jean-Jacques Annaud, regisseur van “Seven Years in Tibet”. In 2009, bijna tien jaar nadat hij door Peking op de zwarte lijst was gezet, stemde Annaud ermee in om een Frans-Chinese coproductiefilm te regisseren. In december 2009 verontschuldigde Annaud zich voor zijn deelname aan “Zeven jaar in Tibet” op Weibo, een Chinese sociale media-app vergelijkbaar met Twitter. Het bericht is sindsdien verwijderd, maar het werd gearchiveerd door PEN America.
Annaud tekende vervolgens een strategische partnerschapsovereenkomst met China voor twee films, en werd lid van de Strategische Raad van de France China Foundation. In zijn biografie op de website van de stichting worden veel van zijn films genoemd, maar “Zeven jaar in Tibet” wordt niet vermeld, aldus het Franse rapport.
Sindsdien heeft de CCP een verscheidenheid van tactieken gebruikt om Hollywood te beïnvloeden, samen met andere westerse filmproducenten, aldus het Franse rapport. Beijing staat drie manieren toe waarop buitenlandse films op de Chinese markt kunnen komen: via quota’s, opkoop en coproduktie. Op alle drie manieren wordt censuur toegepast.
De CCP heeft ook de verleiding van haar grote en lucratieve markt gebruikt om filmmakers tot naleving te dwingen. “We hebben een enorme markt om met jullie te delen. We willen films die zwaar investeren in China; we willen positieve beelden van China zien”, zei de president van China Film Group Corporation, het grootste staatsfilmbedrijf ter wereld, in 2013 tegen Hollywoodproducenten.
China’s kwartaalinkomsten uit box office overtroffen in 2018 voor het eerst die van de Verenigde Staten, volgens het Franse rapport. Verwacht wordt dat het in de komende jaren de grootste markt ter wereld zal worden.
Verder zijn de Chinese investeringen in Hollywoodfilms sinds 2014 aanzienlijk gegroeid. De CCP hielp tussen 1997 en 2013 12 Hollywoodfilms financieren. Dit aantal steeg van 2014 tot 2018 naar 41 films. De Franse militaire denktank stelt dat deze Chinese investeringen Beijing een aanzienlijke invloed geven op Amerikaanse studio’s.
Naleving
Een overeenkomst tussen China en de VS uit 2012 beperkt 34 slots per jaar voor Amerikaanse films om China binnen te komen. Dit quotum wordt bijna uitsluitend ingenomen door kassuccessen. In het rapport wordt een Hollywood-scenarist geciteerd die zegt dat dit quotum “een beperking van de vrijheid van meningsuiting” is omdat de studio’s aan zelfcensuur doen om hun kansen op een slot zo groot mogelijk te maken.
Buyout is een andere methode om toegang te krijgen tot de Chinese markt die veel wordt gebruikt door onafhankelijke films. In dit geval stemt de buitenlandse studio ermee in alle in China gemaakte winst over te dragen aan de Chinese distributeur, in ruil voor een vaste vergoeding.
De derde en meest populaire manier is coproduktie tussen een buitenlandse studio en een Chinese studio. In het rapport wordt erop gewezen dat het voordeel van coproduktiefilms is dat zij niet als buitenlands worden beschouwd en dus niet onder de quotaregeling vallen.
Er zijn echter wel regels waaraan de coproductiefilms moeten voldoen, aldus PEN America. De regels omvatten het naleven van de wetten, voorschriften, gewoonten en tradities van China; het eerbiedigen van de rechten en plichten van het Chinese regime; en het bijdragen tot de sociale stabiliteit van China. PEN America legde uit dat sociale stabiliteit één van de argumenten is die Peking gebruikt om de onderdrukking van dissidenten of etnische minderheden te rechtvaardigen.
Het rapport van de Franse denktank suggereerde dat coproductie Beijing meer invloed geeft op de inhoud, omdat censuur op elk moment in het productieproces kan plaatsvinden. Het rapport somde verschillende coproductiefilms op die Chinese filmmaatschappijen expliciet invloed gaven, waaronder “The Meg” (2018), “Kung Fu Panda III” (2016), en “Looper” (2012).
Dikwijls kan de coproductie verborgen zijn. Een voorbeeld is de docuserie “China: Times of Xi” die in oktober 2017 werd uitgezonden op Discovery Channel. Het was een coproductie tussen Discovery Networks Asia-Pacific en China Intercontinental Communications Center (CICC). Het Franse rapport merkte op dat CICC wordt beheerd door het Informatiebureau van de Staatsraad, dat hetzelfde adres deelt met het Bureau voor Buitenlandse Propaganda van de Centrale Propaganda-afdeling van de CCP. Maar de documentaire werd aangekondigd als “een onafhankelijke televisieproduktie”.
Het rapport bevat ook een lijst van gevallen waarin studio’s inhoud uit films hebben weggelaten die de CCP zou hebben kunnen verontrusten. De lijst omvat “Pixels” (2015), “RoboCop” (2014), “Red Dawn” (2012), “Skyfall” (2012), “Men in Black 3” (2012), “Pirates of the Caribbean 3” (2007), en “Mission Impossible III” (2006).
In andere gevallen gaat het om het positief portretteren van de CCP, vaak als held of redder, of van ideeën die de partij steunt. Dergelijke films zijn “Abominable” (2019), “Arrival” (2016), “Transformers: Age of Extinction” (2014), “Gravity” (2013), “Looper” (2012), en 2012 (2009).
Origineel gepubliceerd door The Epoch Times (20 oktober 2021): Beijing Exploits Hollywood to Project a Positive Image of the CCP: Report